Sinds enkele jaren wordt grote interesse gewekt voor deze zogenaamde Reliek van Turijn, die spijts het verdict van de C14 in 1988, de wetenschappelijke wereld nog steeds voor ernstige vragen stelt. Is die Doek toch niet de ware Grafdoek waarin Jezus begraven werd ?
Op het linnen tekent zich een rood-bruine verkleuring af die het lichaam (vóór en achterkant) weergeeft van een gegeselde en gekruisigde man.
Einde verleden eeuw bood het fotografisch negatief daar een klare en gedetailleerde weergave van. In de jaren 1970-80 wekten wetenschappelijke analyses grote verwondering door te verwijzen naar een mogelijke authenticiteit van de Reliek. Bleef alleen nog een doorslaand bewijs door de radioactieve koolstoftest C14, die de exacte ouderdom zou bepalen. Drie verschillende laboratoria (Arizona U.S.A, Oxford GB en Zürich CH) hebben dan in 1987-88 die test uitgevoerd. Hun resultaat is gekend: de lijkwade is slechts 600 à 700 jaar oud, met een ruime, maar wetenschappelijk betwistbare, speelruimte, blijkbaar ingegeven om de uiteenlopende data te harmoniseren.
De hypothese van de verjonging
Recentelijk hebben Prof. E. Lindner en J.B. Rinaudo de beeldvorming op het linnen verklaard op basis van door nucleaire ontploffingen verwekte transmutaties. De Lijkwade zou onderworpen geweest zijn aan een ongekende energiebestraling die een atomenverandering zou teweeggebracht hebben met een uitzonderlijke stijging aan C14-concentratie. Aldus zou de Lijkwade een [schijnbare] verjonging hebben ondergaan en zou de datering door de C14 fout zijn. Deze "verjonging" kan echter ook het gevolg zijn van andere factoren. Volgens de Profs. Kouznetsov en Ivanov werd die wellicht veroorzaakt door een latere inwerking van bepaalde gassen o.a. vooral van koolstofgas, zoals bij de brand van Chambéry (1532). Nochtans schijnt die uitleg op zichzelf alleen niet voldoende om een verrijking aan radioactieve koolstof te verklaren.
Twee verbazende experimenten
Onlangs heeft J.B Rinaudo met de reactor van Saclay (CEA) in het Isotrace labo van Toronto, twee opvallende proefnemingen gedaan, waarbij hij heeft vastgesteld dat de bestraling van het linnen door een neutronenstroom twee resultaten oplevert die essentieel overeenkomen met het beeld op de Lijkwade van Turijn (zie Soudarion jg 7, n° 2 blz. 13):
1° Een blijkbare verjonging van het weefsel als men dit volgens de C14 methode dateert.
2° Een identieke oppervlakkige verkleuring van de vezels.
Indien dit klopt dan duikt een nieuwe hypothese op, nl. dat het beeld kan gezien worden als een radioactieve inprenting, verwekt door een energiebestraling. Zo zou dan onder het "scheikuindige" zichtbare beeld van de man, een onzichtbaar radioactief beeld schuil gaan. In dat geval moet het radioactieve beeld veel duidelijker zijn tot stand gekomen, dan het "scheikundige" dankzij de oxydatie van het linnen (cellulose). We zouden dan ook een groter verjonging moeten vaststellen en een intenser radio-activiteit naarmate de ontlede plaats ook donkerder op de oppervlakte te voorschijn kwam.
Nieuwe proefnemingen
Een eerste zou erin bestaan om te trachten de ouderdom te bepalen van diverse monsters, genomen op verschillende plaatsen van de Lijkwade, plaatsen van de afbeelding zelf en ook andere verspreid over de gehele Doek. Dan zouden de resultaten moeten honderden, ja duizenden jaren verschillen om de hypothese van het radioactieve beeld te bevestigen. Het grote nadeel hierbij is echter wel dat men de Lijkwade moet beschadigen. Wat des te spijter is indien deze echt is... Daarom wellicht beter een andere methode gebruiken die geen beschadiging aanricht. Men zou dan namelijk enkele delen van de Lijkwade, ja zelfs de gehele Doek, laten testen door een scanner om zo het radioactieve beeld in kaart te brengen. Men zou dat wellicht best doen volgens verschillende methoden om de beinvloeding van mogelijke parasiete bestralingen te vermijden of om die zeker tot een minimum te beperken. Dergelijke methode gelijkt zeer goed aan de werking van sommige medische scanners om gezwellen te ontdekken.
Liefst volgen we dus de niet-destructieve methode en zien we in welke mate en onder welke voorwaarden we volgens deze methode echt wetenschappelijke en onbetwistbare proefnemingen kunnen doen, zonder daarom andere methoden uit te schakelen, wat spijtig genoeg niet altijd het geval is geweest. De geschiedenis van de Lijkwade vraagt echter dat we niet identiek zouden te werk gaan als bij het onderzoek van mummielinnen. Hier staat meer op het spel. Het gaat immers om een religieus voorwerp, dat voor gelovigen die echt in de authenticiteit geloven heilige verering verdient en waarbij volgens hen ook hogere dan natuurlijke factoren kunnen betrokken zijn.
De vooropgestelde proeven kunnen dan drie resultaten opleveren:
1° de radioactiviteit is over geheel de Lijkwade homogeen en constant, dan is ze vermoedelijk onecht, tenzij de ouderdom 2000 jaar bedraagt of afzonderlijk verjonging heeft plaats gehad;
2° de radioactiviteit varieert, maar er is geen correlatie tussen het radioactieve en het "chemische" beeld. In dat geval kan de Lijkwade echt zijn en is er verjonging;
3° de radioactiviteit varieert en er is correlatie tussen het radioactieve en het chemisch zichtbare beeld. Dan is de Lijkwade bijna zeker echt en heeft er zich verjonging voorgedaan.
Voorlopig kan men beginnen met kleine plaastelijke metingen van de Lijkwade; beter echter neme men geheel de oppervlakte van het gelaat of zelfs van het gehele Lichaam. Deze werkwijze kan de gehele onderneming wel enigszins vertragen.
Volgens een bruto-schatting zou de C14 van de Lijkwade elke minuut ongeveer één splitsing per cm2 moeten geven. Een goede beeldvorming vraagt een statistische analyse van honderdduizenden radioactieve splitsingen. Waarom niet de scintigrafische methode gebruiken die in parallel meerdere punten van een radioactief bewerkt orgaan kan onderzoeken ? De scintigrafische camera zal wellicht zeer gevoelig moeten zijn en afgeschermd tegen parasiete stralingen. Indien een dergelijke camera niet in de handel bestaat, is die m.d. toch technisch te realiseren.
In de gevallen 1° en 2° kan men volgens het Kouznetsov-effect een verrijking aan C14 aantreffen. In de laatste twee gevallen blijft een vraag: is het wel mogelijk om via radioactieve metingen de ouderdom van de Lijkwade te bepalen? Inderdaad de verrijking aan C14 zou de gegevens in de war sturen en de datering practisch onmogelijk maken. Nochtans kan ook een andere oplossing worden gevonden voor het derde geval: het onderzoek van de isotopische samenstelling van het weefsel dat dan een statistische schatting van de ouderdom (van het linnen) zou geven. Indien de Lijkwade in het verleden op een mysterieuze wijze werd bestraald, dan moeten de isotopen van korte levensduur practisch verdwenen zijn, terwijl die van lange levensduur onveranderd bleven.
Een statistische analyse, samen met experimenten over bestralingseffecten op linnen, moet dan toelaten om de ouderdom van de Lijkwade te evalueren. Ook zou het interessant zijn de isotopische samenstelling te ontleden van de vermoedelijke grafsteen (in West Jerusalem) om na te gaan of de bestraling op het linnen sterk genoeg kon geschat worden.
Ph. Dalleur
Dr. Toegepaste Wetenschappen en Lic. Fil.
Louvain-la-Neuve